
foto Ruth Walz
In recordtijd werd in Salzburg Dionysos in elkaar gezet, de Nietzsche-opera van Wolfgang Rihm. Bij het artistieke team sloeg soms de vertwijfeling toe. ‘Waar blijft de muziek?! Kun je hem dan niet bellen?!’
Op 6 december 2009 neemt Wolfgang Rihm een driest besluit: hij kiepert alles in de prullenbak wat hij de laatste vijftien jaar aan tekst en muziek heeft verzameld voor een opera over Nietzsche. Te veel materiaal, de creativiteit wordt doodgedrukt. De componist pakt een vel papier, zucht diep, kijkt in het niets – en hoort na een tijdje in zijn hoofd zacht vrouwengelach.
Rihm noteert: ‘Hahaha… (Leichtes Frauengelach)’. De bijbehorende noten moet hij nog vinden, maar het begin van Dionysos is gemaakt.
Krap acht maanden later zit Wolfgang Rihm (58) in Salzburg tegenover een zaal vol muziekpers zichtbaar trots te wezen. Het is dinsdagochtend 27 juli en de klus is geklaard. Sterker nog: die avond opent Dionysos het hoogwaardige opera-aanbod van de Festspiele.
Bravo voor de Duitse componist, die ruim twee uur muziektheater in nog geen halfjaar heeft voltooid. Weinig collega’s doen het hem na. Maar in het Haus für Mozart reserveert het publiek zijn luidste gejubel voor Mojca Erdmann, Johannes Martin Kränzle en Matthias Klink. Zeven weken geleden hadden ze nog geen snipper gezien, nu staan ze nietzscheaanse frases te zingen alsof ze hun hele leven niet anders hebben gedaan.
Ook voor de rest van het artistieke team was het begin juni Stunde Null. Regisseur Pierre Audi, dirigent Ingo Metzmacher en ook Jonathan Meese, het 40-jarige enfant terrible van de beeldende kunst, die is gestrikt voor de vormgeving: ze moeten wachten, wachten en wachten.
‘Toen de repetities waren begonnen’, zegt Wolfgang Rihm lachend, ‘zag ik een en al vaart en roes.’ Jonathan Meese – lang haar, Christusbaard – kan het bevestigen: ‘Voor nadenken was geen tijd. Deze opera is met spuug aan elkaar geplakt.’
Grote kans dat die improvisatorische aanpak Friedrich Nietzsche (1844-1900) zou hebben geplezierd. Hij was immers de filosoof die in de kunsten een onderscheid maakte tussen het Dionysische en het Apollinische, tussen de bruisende creatieve roes en de ordenende mechanismen van het verstand. Zijn sympathie lag bij Dionysos, de god van lichtheid en extase.
Op 3 januari 1889 zat Nietzsche in Turijn nog te schaven aan de gedichten die hij onder de titel Dionysos-Dithyramben wilde laten verschijnen. Later die dag ontrolde zich op een Turijns plein een triest tafereel: de filosoof ziet hoe een paard wordt afgeranseld, hij omhelst het dier en zinkt weg in waanzin.
‘De woorden in het libretto stammen van Nietzsche, maar de tekst is van mij’, zegt Wolfgang Rihm. Al schrijvend en componerend heeft hij uit de Dithyramben geplukt wat hij kon gebruiken. De setting van de poëzie is romantisch, met meren, eilanden en bergen, waar de dichter speurt naar waarheid en verlossing.
In de tekstmozaïeken schuilen fraaie aforismen. ‘Wie van de afgrond houdt, moet vleugels hebben.’ Sommige regels ontroeren, in het licht van de naderende gekte. ‘Dag van mijn leven! Het loopt tegen de avond!’ Ontboezemingen zijn er ook. De dichter voelt zich een dadel, bruin en sappig, die smacht naar de ‘ijskoude sneeuwwitte aanlokkelijke bijttanden’ van een meisjesmond.
Leichtes Frauengelach – op 25 mei 2010 ontvangt Ingo Metzmacher een sms’je van Wolfgang Rihm. Vijftien jaar eerder, boven een bord pasta, heeft de componist plechtig beloofd dat die Nietzsche-opera er ooit zal komen. Nu meldt het tekstbericht: ‘Fertig. W’.
Metzmacher is de katalysator van Dionysos. In een vroeg stadium neemt hij een paar sleutelfiguren in vertrouwen. Zoals Jürgen Flimm, de regisseur die in 2007 het intendantschap van de Salzburger Festspiele oppakt. En ook Pierre Audi, de man die Metzmacher in 2005 naar Amsterdam haalt voor een kortstondig gebleken chef-dirigentschap bij De Nederlandse Opera.
Metzmacher manifesteert zich bovendien als de voorstopper van het project. Hij houdt alle ballen weg van Rihm – zelfs als de eerste repetitie nadert en sommige leden van het artistieke team ten prooi vallen aan Verzweifelungsausbrüche. Tijdens het Salzburgse persgesprek geeft Jürgen Flimm een geslepen imitatie van Pierre Audi. Met hoge, nerveuze stem: ‘Waar blijft de muziek?! Kun je hem dan niet bellen?!’
Jonathan Meese bedenkt intussen het decor voor een opera die er nog niet is. De vrolijke provocateur uit Berlijn – ‘Toen ik begon, wist ik niet eens wat een libretto was!’ – gaat aan de slag met de enige steekwoorden die Rihm geeft: berg, meer, bordeel en plein. Meese leeft zich uit in heldere beeldtaal: piramides, bolvormen, kubussen en cartooneske vignetten. Ze geven enige transparantie aan een verder labyrintisch stuk.
Rihm heeft zijn Opernphantasie geplooid rond een biografisch en mythologisch geraamte. In het bordeel zou Nietzsche een druiper hebben opgelopen. En op het Zwitserse Vierwoudstedenmeer maakte hij een roeitochtje met Cosima Wagner, gehuwd met Richard, de componist die hij toen nog vurig vereerde. Wat de jonge filosoof er niet van weerhield om Cosima te bestoken met billet-doux die hij richtte aan ‘Ariadne’ en ondertekende met ‘Dionysos’.
Kennis van de klassieken strekt tot aanbeveling. Het Salzburgse premièrepubliek geeft geen krimp wanneer Mojca Erdmann, stratosferisch hoog zingend, loopt te jongleren met een lange draad. En niemand kijkt hulpeloos naar z’n buurman wanneer Nietzsche overgaat in Marsyas, de harige fluitblazer die volgens de mythe door Apollo aan de boom werd genageld en gevild.
Men beseft kennelijk ook dat je daarin een prefiguratie kunt zien van Christus aan het kruis. En dat is relevant, aangezien Nietzsche een brief aan de toneelschrijver Strindberg heeft gesigneerd met ‘Dionysos – de gekruisigde’. Waarna het slotbeeld van een pietà, gevormd door Ariadne en de gevilde huid van Nietzsche-Dionysos-Marsyas-Christus, niet uit de lucht komt vallen.
In zijn muziek toont Rihm een voorkeur voor de orkestrale eruptie. Romantische gestes (Wagner, Strauss) zijn de componist niet vreemd. Varèse heeft een stem in de slagwerksalvo’s, terwijl Bach zijn koraaltechniek uitleent als de godloochenaar Nietzsche het in al z’n ellende uitkrijt: ‘Gott helfe mir! Amen!’
‘Half af, geen meesterwerk’ luidt na de première het oordeel van de Salzburger Nachrichten. De Frankfurter Allgemeine heeft zich echter zitten vergapen aan ‘het wonder van het toneelbeeld en de toverijen in de muziek’. ‘Trionfo a Salisburgo’ noteert La Stampa kortweg.
Voor Pierre Audi is Dionysos een ‘Nietzsche-passie’, een zoektocht naar waarheid en menselijkheid die uitmondt in gekte. Met een psychologische blik valt het stuk niet te doorgronden, waarschuwt de regisseur. Rihm levert een wilde tuin, met hier een cactus en daar een edelweiss. ‘Zo’n tuin moet je laten tieren en de verrassingen die hij biedt accepteren.’
Volgend jaar juni stelt hij Dionysos voor tijdens het Holland Festival. Tot de eerste voorstellingenreeks buiten Salzburg kan er tien maanden Apollinisch worden nagedacht. Wat de vraag opwerpt of dat nog gevolgen heeft voor het roesachtig aangebrachte spuug.
de Volkskrant, 30 juli 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten