Helsinki, 17 december 2020, een donderdagavond. De 24-jarige Fin Klaus Mäkelä zit verdiept in de partituren die hij morgen dirigeert bij het orkest Tapiola Sinfonietta. De feestdagen lonken, het wordt zijn laatste klus in een gedenkwaardig jaar.
Zijn telefoon gaat. Amsterdam aan de lijn, het Koninklijk Concertgebouworkest. Mäkelä hoort een vraag waarvan elke topmaestro een vreugdedans zou maken, met koprol toe. Of hij volgende week kan invallen bij de prestigieuze Kerstmatinee, als vervanger van de met corona besmette Italiaan Fabio Luisi.
U denkt: Klaus wie? Een Finse knaap van 24? Moet die met Kerst in Amsterdam de voetstappen drukken van coryfeeën als Bernard Haitink en Mariss Jansons?
‘Ik hoefde geen seconde na te denken’, zegt Mäkelä twee dagen later. Met bedaarde bariton: ‘Die zaal, dat orkest: na mijn Amsterdamse debuut in september hoopte ik al dat we elkaar spoedig weer zouden treffen. Dit is een gouden kans.’
Zo snel kan het dus gaan in een virusjaar. Even terug naar de zomer: uit nood gooit het Concertgebouworkest alle schema’s om. Het lijkt een mooi moment om de nieren te proeven van een jeugdige Fin over wie sinds kort iedereen jubelt. Overal waar hij debuteert gebeurt hetzelfde: orkestmusici kijken elkaar verbijsterd aan, directies krijgen te horen: haal die jongen terug, en gauw!
Gregor Horsch dacht hetzelfde. De celloaanvoerder van het Concertgebouworkest zat in september vooraan toen Mäkelä zich voor zijn eerste repetitie meldde. ‘Zeker bij een 24-jarige verwacht je enige onzekerheid. Geen spoor daarvan bij Mäkelä. Hij had een glasheldere slag, maar belangrijker: hij toonde natuurlijk leiderschap. En zijn kijk op de Eerste symfonie van Jean Sibelius was absoluut inspirerend.’
Ook op YouTube valt te zien hoe Mäkelä orkesten kluistert. In een strakgesneden pak treedt hij aan. Hij sluit de ogen en verzinkt in concentratie. Bij vervoerende momenten schep je de lach van zijn gezicht.
De wieg van die weelde stond in een Fins muzikantengezin. Mäkelä’s moeder is pianist, zijn vader speelt cello. In zijn vroegste herinnering zijn ze thuis aan het studeren. ‘Ik bof natuurlijk met zulke ouders. Ze hebben me altijd gesteund, maar nooit gepusht.’
Toch studeerde u al op uw 12de bij Jorma Panula, de beroemdste dirigentenkneder ter wereld.
‘Ja, dat is grappig gelopen. Vanaf mijn 7de zong ik in het kinderkoor van de Finse Nationale Opera. Ik wist meteen wat ik wilde worden: degene die stond te zwaaien. Voor een basisschoolkind was dat natuurlijk onhaalbaar. Maar ik luisterde veel naar muziek en oefende mezelf alvast in het lezen van partituren. Bovendien speelde ik cello, en met dat instrument kwam ik in de jongtalentklas van het conservatorium van Helsinki. Toen ik hoorde van Panula’s dirigeerklas dacht ik: nu of nooit, hier droom ik al vijf jaar van.’
Wat heeft u van Panula geleerd?
‘Om te beginnen het gemakkelijkste: slagtechniek. Verder zette hij zijn studenten elke week bij elkaar in een orkestje dat we om beurten dirigeerden. Zo ontstond een vertrouwde vriendenclub. Panula’s belangrijkste les was: als dirigent ben je een musicus onder musici. Met de baas spelen is niemand geholpen.’
Klaus Mäkelä is net begonnen aan zijn eerste vaste baan: chef-dirigent bij het Filharmonisch Orkest van Oslo. Vanaf 2022 neemt hij er het Orchestre de Paris naast. Geen toporkesten misschien, maar ook geen geringe namen. In Oslo heerste ooit Mariss Jansons, Parijs profiteerde van Daniel Barenboim. Als gastdirigent keek Mäkelä inmiddels legendarische groepen in de ogen als het Boston Symphony Orchestra en het Gewandhausorkest Leipzig.
Iedereen wilt u hebben. Hoe voorkomt u een vroege burn-out?
‘Vaak nee zeggen, wat ik haat. Al voor de coronacrisis dacht ik na over het thema artistieke duurzaamheid. Ik vroeg me af hoe ik op termijn het kostbaarste wat ik bezit kan behouden: werkplezier. Ik heb besloten me de komende zeven jaar vooral te richten op de orkesten van Oslo en Parijs. Gastdirecties beperk ik tot een handjevol orkesten waar ik bijzondere dingen kan doen.’
Voor de Kerstmatinee koos Mäkelä de Zesde symfonie van Beethoven, de weerklank van een idyllisch dagje uit. Daarna rijst en daalt de zee in Debussy’s La mer.
Louter natuurmuziek, maakt u een ecologisch statement?
‘Mijn gedachte was eerder: laten we het publiek aan het slot van een rampjaar twee meesterwerken voorschotelen. Muziek die niet te zwaar is, maar die nog wel substantie heeft. ‘Blije en dankbare gevoelens na de storm’, schreef Beethoven boven het slotdeel. Hopelijk is het gauw zover.’
De wereld kijkt en luistert mee met Kerst. Bent u nerveus?
‘Ik heb niet zo’n last van stress. Ik verheug me er juist op. Het Concertgebouworkest behoort tot de zeldzame orkesten met een eigen klank: een warme sonoriteit die altijd transparant blijft. Die combinatie vind ik onweerstaanbaar.’
U weet dat ze nog een chef zoeken?
‘Haha, ik héb al twee orkesten.’
de Volkskrant, 22 december 2020
Beethoven en Debussy. Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Klaus Mäkelä. 25/12 NPO Radio 4 (14.00 uur) en NPO2 (15.00 uur); 26/12 concertgebouworkest.nl (14.00 uur).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten