25 juni 2010

Mike Patton meets Luciano Berio


Habitués van de hedendaagse muziek wreven zaterdag hun ogen uit in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Ze waren afgekomen op Laborintus II, een kameropera-achtig stuk van Luciano Berio uit 1965. Connaisseursmuziek: om zo’n labyrint van woord en toon te kunnen doorkruisen, komt enige ervaring met clusters, dissonanten en gilletjes wel van pas.

Geen repertoire waarbij je een dampende, uitverkochte zaal verwacht aan te treffen, met flitsende mobieltjes en schouderbrede tattoos. Toch was dat zaterdag bij het Holland Festival het geval. Maar op Berio, de in 2003 overleden meester, kwam de menigte niet af. Het was ze te doen om Mike Patton, de frontman van de rockband Faith No More. Twee edities geleden had hij zich met Italiaanse songs uit de jaren zestig al als publiekstrekker bewezen.

Slim van het festival om hem de spreekrol van Laborintus II te gunnen. Of zijn bewonderaars in vervoering raakten van de teksten – geplukt uit Dante, Pound en T.S. Eliot – is een andere vraag. Maar het moet gezegd: Patton deed het prima. Het ene moment fluisterde hij met een keldergewelfachtige bariton dicht op de microfoon, dan weer schreeuwde hij door een verstikte megafoon.

Nerveus, zoekend, protesterend: de jaren zestig waaien aan alle kanten door Laborintus II. Je hoort jazz, straatrumoer, maar ook flarden madrigaal, alsof Berio aan de frequentieknop van een reusachtige radio draait. Jammer dat de teksten niet werden geprojecteerd: het had de urgentie verhoogd van een compositie die kapitalistische woekerpraktijken aanklaagt.

Al verliep de coördinatie met de zangers niet vlekkeloos, dirigent Georges-Elie Octors nam het Nederlands Kamerkoor en het Belgische ensemble Ictus geconcentreerd op sleeptouw. Intussen liet Patton, andere conventies gewend, het applaus met de handen in z’n zakken over zich heen komen.

‘Jazz en de jaren zestig’ vormde het idee achter zijn samenwerking met de Instant Composers Pool. ICP-coryfeeën als de pianist Guus Janssen en slagwerker Han Bennink stortten bakken vol vrije improvisatie uit over de Pattonfans. Het idool zelf leverde zijn vocale bijdragen vanachter een tafel vol snoeren, knoppen en schuifregelaars. En opnieuw was het alsof de handige rocker z’n leven lang niks anders had gedaan.

Toch hing aan die sessie een routineus luchtje. Hup, daar legde Bennink zijn voet weer op het trommelvel. En jawel, op de saxofoon kun je ook machtig krijsen. Bij de afterparty waren de meeste Pattongangers trouwens alweer vertrokken. Groot gelijk: wat door het festival was aangekondigd als een stomende dj-set rond de Italiaanse jarenzestigfilm, kwam neer op braaf plaatsjesdraaien.

de Volkskrant, 21 juni 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten