✩✩
Het pleit voor Vladimir Ashkenazy dat hij, na Das wohltemperierte Klavier, zijn Bachexpeditie voortzet met de Zes partita’s. Welbeschouwd bungelen die er maar zo’n beetje bij in de Bachklavierwereld, ver achter de Goldbergvariaties en Die Kunst der Fuge.
Dat is natuurlijk een gotspe. Wie een lossere maar niet minder geniale Bach wil horen, moet bij de partita’s zijn. Allemandes, gigues en andere dansen pept hij grandioos op. En alleen al de zes preludes vormen een caleidoscoop van eeuwen klavierdeugd.
Op de titelpagina spreekt Bach van ‘galanterieën’. Even bescheiden voegt hij eraan toe dat hij ze heeft geschreven ‘voor de zielenvreugde van de liefhebber’. Tot die categorie rekenen we Vladimir Ashkenazy zeker. De IJslandse Rus heeft in z’n carrière sterke staaltjes musiceren ten beste gegeven, denk maar aan de pianoconcerten van Rachmaninov met het Concertgebouworkest en Bernard Haitink.
Maar ‘Rach’ past hem beter dan Bach. Het zijn geen vrolijke associaties die Ashkenazy’s spel hier oproept: logge toetsen, dikke vingers, weerspannige snaren. Het begin van een Sarabande kan sfeervol zijn – tot de linkerhand zich als een wethouder Hekking naar voren duwt. Een Gigue kan fijn ratelen – maar waarom krijgt de openingsnoot zo’n klap op de kop? Nog gezwegen van knoestige trillers, geprefabriceerde arpeggio’s en basnoten die nuffig trippelen omdat dat in barokmuziek nu eenmaal zo hoort.
Bach: Six Partitas, Decca
de Volkskrant, 29 juli 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten