25 april 2011

De ruisende, glimmende, gonzende klanken van Tristan Murail

Het Nieuw Ensemble (foto: Kadir van Lohuizen)
Hedendaags-klassieke muziek blinkt vaak uit in tonen die iets willen. Ontregelen, behagen, de Schepper loven - niets menselijks is de moderne partituur vreemd. Maar er bestaat ook een hoek waar klanken eerst en vooral zichzelf mogen zijn. Die is vanaf de jaren zeventig opgetuigd door Franse componisten als Gérard Grisey en Tristan Murail. Hun domein is dat van de spectrale muziek.

Murail (1947) kwam deze week naar Amsterdam om te horen hoe het Nieuw Ensemble en dirigent Ed Spanjaard zich ontfermden over zijn Portulan-cyclus. Die is vernoemd naar de handgetekende kaart waarmee middeleeuwse zeelui zonder kompas hun weg vonden langs de kust. In zo'n portulaan ziet Murail een verbeelding van de manier waarop hij de ziel van geluid afspeurt.

De componist richt zijn blik daarbij vooral op het boventoonspectrum, de geheimzinnige stapeling van frequenties die samen het timbre van een klank bepalen. Aan die microverhoudingen ontleent hij de architectuur van zijn muziek. Dat lijkt een nogal Frans-cerebrale affaire. Maar gelukkig behoort Murail tot de componistenschool die ratio pleegt te hullen in z'n meest sensuele dracht. Zijn klanken ruisen, glimmen, gonzen, kietelen en vibreren.

In het Muziekgebouw aan 't IJ wisselde het Nieuw Ensemble de rollen van ontregelde speeldoos en gedrogeerd orgel met verve af. De wind ruiste door de fluit in Dernières nouvelles du vent d'ouest. In La chambre des cartes, het andere premièrestuk, introduceerde Murail een geduldig kloppende trom.

Dat hij hiermee nieuwe ritmische horizonten verkent, lijkt verstandig. Een avond spectrale muziek brengt namelijk ook de zwaktes aan het licht. Een poging tot melodie loopt bij Murail al snel uit op een boventoonachtige riedel. En verder snak je naar humor, of tenminste relativering. Murails spectralisme is een kunst die zichzelf nogal serieus bewondert.

Te lachen viel er bij de beeldgrappen van Jean Vigo. In 1930, rond de carnavalstijd, schoot hij zijn film À propos de Nice. Het zijn flitsend gemonteerde shots van flaneurs, gebouwen, terrasjesvolk en upskirt gefilmde meiden die de cancan persifleren. Vigo's film kent het roesachtige van Die Sinfonie der Großstadt, Walter Ruttmanns meesterlijke kijk op Berlijn anno 1927. Tegelijkertijd kondigen de latere expedities van Bert Haanstra zich al aan.

François Paris schreef er in 2005 een spectrale partituur bij. Die kent de typische verdienste van filmmuziek: zowel stemmingsbepalend als onopvallend.

de Volkskrant, 23 april 2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten