![]() |
Michel Waisvisz (1949-2008), pionier van de elektronische muziek in Nederland |
Jacqueline Oskamp schreef een omvattende geschiedenis van de elektronische muziek in Nederland, met een fijne neus voor de anekdote.
Als er een prijs bestaat voor spitse titels, mag die meteen naar muziekpubliciste Jacqueline Oskamp. Radicaal gewoon heette haar vorige boek, dat de eigenheid van het Nederlandse componeren in de afgelopen halve eeuw trefzeker karakteriseerde.Nu duikt Oskamp in de marge van de elektronische muziek, zeg maar alle kunstmuziek waar een stekker aan te pas komt. Haar titel: Onder stroom. Je ziet het onmiddellijk vonken tussen de twee polen die de Nederlandse elektronische muziek vanaf de opkomst in de jaren 1950 hebben bepaald: techniek en creativiteit.
In de marge van de kunstvorm schuilt trouwens een verbazingwekkende breedte. Oskamps blik reikt van het nijvere werken met tape in de beginjaren ('domweg knippen en plakken') tot de hedendaagse laptopartiest die zijn mobiele studio onder de arm draagt. En naast de fysieke performances van wijlen Michel Waisvisz beschrijft ze de soundscapes die Edwin van der Heide tegenwoordig optrekt in de openbare ruimte.
Elektronische muziek bestaat sinds de Amerikaan Thadeus Cahill in 1897 zijn Dynamofoon in elkaar knutselde. Via exotische instrumenten als theremin, ondes martenot en trautonium leidt het spoor in 1935 naar de uitvinding van het Hammondorgel. Oskamp kiest haar vertrekpunt na de Tweede Wereldoorlog, wanneer avant-gardecomponisten als Boulez en Stockhausen zich gevoelig tonen voor het utopische vergezicht van elektronisch te manipuleren klank.
In Nederland wordt het vak aangezwengeld door Henk Badings en Walter Maas. Badings, de componist met het bruine oorlogsrandje, schrijft in 1952 het eerste elektronische stuk (The Countess of Cathleen - 'gekke geluidjes en vervreemdende effecten', aldus Oskamp). Twee jaar later organiseert Walter Maas, de Duits-Joodse immigrant, in zijn Bilthovense Villa Gaudeamus een eerste lezing over de 'muziek van de toekomst'.
Badings gaat aan de slag in het Natuurkundig Laboratorium (NatLab) van Philips. Maas verbouwt zijn tuinhuis tot studio-annex-lesruimte, met oscillatoren, transformators, bandrecorders en kilometers tape. Later richten ook de TH Delft, de Utrechtse universiteit en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag een elektronische studio in. In 1974 telt de Raad voor de Kunst er liefst 22.
In Nederland wordt het vak aangezwengeld door Henk Badings en Walter Maas. Badings, de componist met het bruine oorlogsrandje, schrijft in 1952 het eerste elektronische stuk (The Countess of Cathleen - 'gekke geluidjes en vervreemdende effecten', aldus Oskamp). Twee jaar later organiseert Walter Maas, de Duits-Joodse immigrant, in zijn Bilthovense Villa Gaudeamus een eerste lezing over de 'muziek van de toekomst'.
Badings gaat aan de slag in het Natuurkundig Laboratorium (NatLab) van Philips. Maas verbouwt zijn tuinhuis tot studio-annex-lesruimte, met oscillatoren, transformators, bandrecorders en kilometers tape. Later richten ook de TH Delft, de Utrechtse universiteit en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag een elektronische studio in. In 1974 telt de Raad voor de Kunst er liefst 22.
Aan de hand van de pioniers beschrijft Oskamp hoe de elektronische muziek evolueert vanuit de oersituatie: twee speakers met een bloemstuk. Beperkt Jan Boerman zich strikt tot de geluidsband, Ton Bruynèl legt de klankschakeringen van akoestische instrumenten bloot. Dick Raaijmakers, van oorsprong pianist, raakt via de lopende band van Philips verzeild in de wereld van piep, ruis en echo. In het NatLab verkent hij vooral de conceptuele kant van elektronische muziek: toevalsoperaties, reductie en abstractie.
![]() |
Dick Raaijmakers achter de spoelen |
Raaijmakers is trouwens de man die niet reageerde op een telegram van Stanley Kubrick, toen de regisseur in 1965 verlegen zat om muziek bij zijn film 2001: A Space Odyssey. Kubrick kwam terecht bij György Ligeti.
Oskamp toont bij haar geschiedschrijving en portrettering een fijne neus voor de anekdote. Hilarisch en droevig tegelijk is het mismanagement in de beginjaren van de Amsterdamse Studio voor Elektro-Instrumentale Muziek (STEIM), waar Michel Waisvisz vanaf 1982 de scherven bij elkaar raapt.

Jacqueline Oskamp heeft in haar recente boeken het hedendaagse componeren goed in kaart gebracht, Jolande van der Klis deed eerder hetzelfde met de bloeiende oude-muziekpraktijk.
Hoog tijd dat iemand het muzieksociologische standaardwerk gaat schrijven over een halve eeuw Hollands glorie. Een natuurlijke cesuur dient zich aan: de kleinst mogelijke Kamermeerderheid dreigt er eenvoudig korte metten mee te maken.
Jacqueline Oskamp: Onder stroom - Geschiedenis van de elektronische muziek in Nederland.
Ambo; 264 pagina's; € 22,50. ISBN 978 90 263 2324 9.
de Volkskrant, 16 april 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten