21 mei 2014

Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788): muzikale tussenpaus


Frederik de Grote speelt fluit, met Carl Philipp achter de toetsen

Wij horen nauwelijks wat er revolutionair was aan het werk van de 300 jaar geleden geboren Carl Philipp Emmanuel Bach, de zoon van. Toch was hij in zijn tijd de enige grote Bach.

Leed Carl Philipp Emanuel Bach onder zijn achternaam? Zijn vader heette immers Johann Sebastian. Tragisch voor zo'n jongen, denk je dan. Overal waar hij komt, zoeken ze over zijn schouder naar zijn pa. Hoe hij ook uitblinkt, altijd is het zijn ouwe die met de eer gaat strijken.

In werkelijkheid had Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788) weinig reden voor chagrijn. Voor zijn tijdgenoten was hij immers de grote Bach. Johann Sebastian? Een oude pruik uit Leipzig die volhardde in taai contrapunt. Dan Carl Philipp! Die bevrijdde de klaviermuziek uit z'n barokkorset, zette de klassieke orkestkunst op het vuur en effende het pad voor de emoties van het Romantische lied.

Zelfs Mozart wist z'n plek. 'Hij is de vader, wij zijn de jongens', schreef hij over Carl Philipp. 'Wie van ons iets in de vingers heeft, heeft het van hem geleerd.'

Toch luidt in zijn 300ste geboortejaar vooral de vraag: wat moeten we aan met C.Ph.E. Bach? Luister naar zijn noten en al gauw springt een beroemdere componist in het oor. Bach senior natuurlijk, de onverslaanbare. Joseph Haydn, aanjager van de Weense Klassieken. Schubert en Schumann, meesters van het geprangde gemoed.

Postuum betaalt Carl Philipp de tol voor de muzikale tussentijd waarin hij leefde. Hij was een revolutionair – maar onze 21ste-eeuwse oren kunnen het revolutionaire niet meer horen. Zijn eeuwige verdienste is de Empfindsamer Stil. Met deze aan de literaire Sturm und Drang verwante 'gevoelige stijl' kon Carl Philipp snel wisselende hartstochten verklanken. Het is muziek met de expressie van een praatgrage maîtresse: giebelend en kirrend, talmend en twijfelend, snikkend en getourmenteerd.

Deze Empfindsamkeit vormt het dunne maar essentiële lijntje tussen de rijpe Barok en de prille Romantiek. Het maakt Carl Philipp tot een componist die vooral goed ligt bij muzikanten en connaisseurs. Die plaatsen zijn noten met darwinistisch plezier in de tijd. Een missing link hier, een mutatie daar: in de muziekhistorie vult Carl Philipp intrigerende gaten.

Dat hij postuum in de mangel is geraakt, mag de componist misschien ook zichzelf verwijten. Op de een of andere manier wist de Bachzoon zich niet los te wrikken van het lot. Hij had een riante baan, zou je zeggen, aan het Berlijnse hof van Frederik de Grote. Tussen de staatszaken door blies de vorst graag een partijtje fluit. Als lijfbegeleider kroop Carl Philipp vanaf 1738 achter het klavecimbel.

Maar het werk verdiende matig. Bovendien, noteert Bach in een autobiografische schets, moest hij soms 'belachelijke aanwijzingen' opvolgen. Niet alleen van de koning, maar ook van hovelingen voor wie hij op bestelling componeerde, of die hij wegwijs maakte op het klavier.

Zijn eerste ontsnappingspoging ondernam de componist in 1750. Hij probeerde te ontkomen naar Leipzig, als opvolger van zijn pasgestorven vader. Helaas, de autoriteiten kozen een ander. Vijf jaar later: weer nul op het rekest. Die sollicitatie was trouwens het drukmiddel in een slepend arbeidsconflict. Later zou lakei Bach verkondigen dat Zijne Majesteit zo genadig was geweest zijn vertrek 'met een aanzienlijke opslag te verijdelen'.

Pas in 1768, op z'n 54ste, stapte Carl Philipp op de verhuiswagen naar Hamburg. Zijn peetvader Georg Philipp Telemann had er een baan nagelaten als chef van de religieuze muziek. Elke week dienden vijf kerken te worden gevuld. Telemann, het werkpaard, draaide daar z'n hand niet voor om. Voor Carl Philipp, de gevoelige schaver, betekende het dat hij veelvuldig moest grijpen naar andermans noten.

In zijn autobiografie klinkt wel meer frustratie door. Nadat de componist trots heeft verteld over zijn afkomst, opleiding en carrière, deelt hij links en rechts een tik uit. Aan prutsers bijvoorbeeld, die 'ratelen, trommelen en arpeggiëren'. Of aan critici, bij wie het niet zelden ontbreekt aan 'ervaring, kennis, eerlijkheid en moed'.

Maar de ware pijn schuilt ergens anders. Verdacht veel regels wijdt Carl Philipp aan het feit dat hij nooit heeft gereisd. Hoefde ook niet, begint hij stoer, vroeger thuis in Leipzig stonden de buitenlandse meesters bij zijn vader op de stoep. Maar een paar alinea's later geeft hij toe dat zijn kunstenaarschap van een exotisch klankbad had kunnen profiteren.

Inderdaad, had Carl Philipp maar eens koers gezet naar het gretige Wenen of het wufte Parijs. Had hij zijn trommelvlies maar eens laten geselen door de hartstochtelijke Italiaanse opera. Zijn jaargenoot Gluck deed het allemaal wél en dat is hem niet slecht bekomen. Tot op de dag van vandaag zetelt deze revolutionair tussen de groten.

Een Europees netwerk had Carl Philipps roem bovendien kunnen bestendigen. Nu gebeurde het dat Joseph Haydn, in 1795 op doorreis van Londen naar Wenen, langs Hamburg kwam en dacht: ha!, kan ik eindelijk op bezoek bij de grote Bach. Haydn klopte aan en hoorde dat de componist al zeven jaar dood was.

Klavierbijbel
Het boek lag bij Haydn en Beethoven onder het hoofdkussen: Versuch über die wahre Art das Clavier zu spielen. Voor Carl Philipp Emanuel Bach school de ware aard van het klavierspel onder meer in een vlekkeloze vingerzetting. Wie de toetsen fout behandelde, verloor meer dan 'kunst en goede smaak' konden repareren. Carl Philipp doorbrak het taboe op het gebruik van de duim. Via adepten als Muzio Clementi en Johann Baptist Cramer reikten zijn ideeën tot diep in de 19de eeuw.

 de Volkskrant, 21 mei 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten