20 september 2010

Christof Loy: 'opera toont onze kwetsuren'

Bij De Nederlandse Opera werpt de Duitse regisseur Christof Loy (48) een blik op de ‘Franse’ Verdi, mét ballet. ‘Ik beschouw opera als het ziekenhuis van de ziel.'

Christof Loy heeft geen hoge pet op van de Verditraditie. Grote stemmen, forse gebaren – de Duitser vindt het allemaal veel te unpräzis. ‘Het schept een schijn van duidelijkheid, maar in werkelijkheid kijk je vooral naar emotionele clichés.’
 
Toch maakt Loy (zeg: ‘looi’) in Het Muziektheater zijn Amsterdamse regiedebuut met Verdi. Les vêpres siciliennes, de Siciliaanse vespers: een opera over Frans-Italiaanse schermutselingen in het 13de­eeuwse Palermo, met als extra munitie een tragische liefde en een gekrenkt vaderbeeld. Het stuk staat vooral bekend als I vespri siciliani. Maar oorspronkelijk schreef Verdi zijn opera voor Franse stemmen, op een Frans libretto. Dat scheelt, vindt Christof Loy (48). ‘Frans is nu eenmaal sensibeler en psychologisch exacter dan het Italiaans.’

De regisseur markeert zijn woorden met beweeglijke ellebogen en knedende handen. Hij komt net uit een repetitie die doet vermoeden dat traditionele Verdianen bij hem niet hoeven te vrezen voor een dooie boel. Het koor van De Nederlandse Opera pookt de agressie met ijzeren staven tenminste flink op. En wanneer de Palermitanen hun dwingeland Montfort tijdens de avondvespers eindelijk kelen, ontploft ook het Nederlands Philharmonisch Orkest.

Hoog tijd dat hij naar Amsterdam kwam, de man die op z’n 14de met Aida-schetsen binnenwandelde bij de Folkwanghogeschool in zijn geboortestad Essen – en nog werd aangenomen ook. Binnen de kortste keren stond hij zangers te regisseren. ‘Ze zullen me wel een rare snuiter hebben gevonden, maar voor mij voelde het meteen natuurlijk aan.’ Na de Mozart en Monteverdi van zijn beginjaren waaierde Loy uit naar Berlioz, Tsjaikovski en Richard Strauss. Het succes waaierde mee. Het Duitse kennersblad Opernwelt riep hem liefst drie keer uit tot Regisseur van het Jaar. En pas nog sleepte Loy een Laurence Olivier Award in de wacht met zijn Londense productie van Wagners Tristan und Isolde.

Een Duitse operaregisseur met faam in Engeland, dat komt zelden voor. Gewoonlijk sabelt men daar alles wat naar verbeelding zweemt neer als eurotrash. ‘Sinds mijn eerste regie in 2002 ben ik inderdaad stevig aangepakt’, zegt Loy. ‘Maar de muziekchef in Covent Garden, Antonio Pappano, heeft altijd zijn rug recht gehouden. Langzaam maar zeker stellen nu zelfs de Britten zich opener op.’

Loy heeft lang getwijfeld of hij met Giuseppe Verdi, zijn eerste liefde, op het toneel wel uit de voeten kon. Inclusief een paar jeugdzonden – zoals in 1994 een Falstaff bij Opera Zuid – prijkt er maar een handvol Verdi op zijn repertoire. Daaronder een Simon Boccanegra waarmee hij drie jaar terug in Frankfurt opvallend piano voor de dag kwam. ‘Ook zoiets’, zegt Loy, ‘de voordrachtstekens bij Verdi. Hoe vaak hoor je een zanger fluisteren wanneer er pianissimo staat? Aan die hardhorendheid moet Verdi zich al hebben geërgerd. In zijn latere werken zie je geregeld dat hij geen pp noteert, zoals gebruikelijk, maar doorschiet in een niet mis te verstaan ppppp.’

In 1855 levert Verdi Les vêpres siciliennes aan de Parijse Opéra. Zijn mediterrane temperament botst soms met de hoftaal van het libretto, meent Loy. ‘Bovendien volgen zijn noten niet altijd even soepel het Franse metrum. Zulke onhandigheidjes probeer ik te benutten, bijvoorbeeld in de dronken meute van het openingskoor.’

Verdi moest zich neerleggen bij een lokale hebbelijkheid: de Parijzenaars wensten in een opera grote porties ballet te zien. Het is het type divertissement waarin men tegenwoordig grif de schaar zet. Niet Christof Loy. ‘Daarvoor is die balletmuziek veel te mooi. Bovendien hoort dans gewoon thuis in het genre van de grand opéra.’ Loy bedacht een list: naar 19de­eeuwse gewoonte bestelde hij een danslibretto. De Duitse schrijver-dramaturg Thomas Jonigk, specialist in smeulende familiekwesties, leverde de verhaallijn waarmee choreograaf Thomas Wilhelm voor de Amsterdamse productie aan de slag ging.

Wanneer de dansers verschijnen, heeft de jonge Siciliaan Henri net gehoord dat Montfort zijn vader is – de bezetter dus, die zijn geliefde Hélène in gijzeling houdt, na eerder al haar broer te hebben geëxecuteerd.
Loy: ‘Tegenover de nachtmerrie van de opera plaatst het ballet de wensdroom van Henri. Daarin schept hij een nieuw vaderbeeld, fantaseert over een ideale kindertijd en trouwt naar ieders geluk met Hélène.’
Opera, zegt de regisseur, gaat over utopieën: het vergezicht dat iedereen nodig heeft om te kunnen overleven. ‘Onze kwetsuren worden op de bühne getoond. Dat is pijnlijk, maar de wond kan genezen door de paradox dat er zo prachtig bij wordt gezongen. Ik beschouw opera als het ziekenhuis van de ziel.’

de Volkskrant, 10 september 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten