03 september 2010

Xavier Vandamme haalt Versailles naar Utrecht

In zijn eerste Festival Oude Muziek toont directeur Xavier Vandamme zijn artistieke gezicht. ‘Het avontuur van de oude muziek is nog maar net begonnen.'

‘Een tuin der lusten.’ ‘De soundtrack van Versailles.’ ‘Het statement van de jongste generatie.’ Praat met Xavier Vandamme en je bent wel gek als je niet afkomt op de 29ste editie van het Festival Oude Muziek, dat morgen in Utrecht losbarst.

Met de tiendaagse orgie toont de Vlaming voor het eerst zijn artistieke gezicht. Vorig jaar mei nam hij het roer over van zijn landgenoot Jan Van den Bossche. Lastig misschien: het thema, Franse Barok, lag al klaar. ‘Daar was ik juist ontzettend blij mee’, kaatst Vandamme (38) terug. ‘In het Franse muziekleven is namelijk iets unieks aan de hand. Na William Christie en leerlingen als Minkowski en Rousset nemen twintigers en dertigers het heft in handen. Ze doen onderzoek, vormen ensembles en vertellen hun eigen verhaal.’

Zo laat Vandamme Nederland kennismaken met Les 24 Violons du Roy, het hoforkest van Lodewijk XIV. Behalve een componist, François Couperin, neemt hij ook drie muzikanten in residence: de gambavirtuoos Philippe Pierlot, het klavecimbelbeest Skip Sempé en het jeugdige zangtalent Eugénie Warnier.
Verder belooft het festival nieuw licht te werpen op de barokke gebarentaal. Een klavecimbel uit 1751 moet bewijzen hoe het in Parijs werkelijk toeging.

En voor liefhebbers van sublieme treurnis is er de subserie met Leçons de ténèbres, de getoonzette klaagliederen van Jeremia. Opmerkelijk: vier Nederlandse componisten reflecteren op dat genre met nieuwe stukken. ‘Ik ben niet van de flauwe cross-over’, zegt Vandamme, ‘maar dit is een zinvol project. Laat oude en nieuwe muziek elkaar maar bevruchten.’

Op notenpapier, geeft de directeur toe, stelt de Franse Barok vaak niet eens veel voor. Maar dat het zou gaan om een onnozele en wufte kunst wil hij bestrijden. ‘Aan Franse barokmuziek kleeft een sterk fysieke component. Je moet haar spélen. Het vereist een flink voorstellingsvermogen om de sensualiteit ervan in te zien. Dat hebben niet alle musici van nature.’

Alexis Kossenko kennelijk wel, de traversospeler die zich in Utrecht komt storten op de muziekruzie tussen Rameau en Rousseau. Ook de jonge Aurélien Delage krijgt Vandammes warme aanbeveling. ‘Eindelijk iemand die weet hoe je een klavecimbel kunt laten ademen.’

In zijn vorige baan, als programmeur bij Bozar, het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten, signaleerde Vandamme een gevaar voor het internationale concertleven: standaardisering. ‘Vergelijk de brochures van de Weense Musikverein en de Salle Pleyel in Parijs: je ziet amper verschil in muzikanten en repertoire. Ik vind het een plicht de enorme biodiversiteit van muziek te garanderen.’

Vandamme wil ook de pioniersfunctie van het festival ten volle omarmen. ‘Besluiten van oude helden als Harnoncourt, Leonhardt en Brüggen zijn door navolgers ten onrechte gecanoniseerd. Met alle respect, maar intussen kennen we nieuwe feiten. We moeten waken voor het verstarren van een beweging die van oorsprong een tegenbeweging is.’

Onderzoek en creativiteit, zo luidt dan ook de slagzin. ‘Neem volgend jaar, wanneer we Rome als thema hebben. Een nieuwe editie van Palestrina’s verzameld werk speelt daarin een belangrijke rol. Maar academisme is uit den boze, elk optreden moet overtuigen.’

De woorden rollen uit de mond van een man die zichzelf in zijn jeugd begroef onder boeken over beeldende kunst en architectuur. In het Roeselaerse schoolkoor zong hij mee in cantates en passies van Bach. Na studies filosofie, Frans en Italiaans werkte Vandamme een blauwe maandag in het bioscoopbedrijf (‘een milieu van haaien’). Bij de klassieke radiozender Klara presenteerde hij een dagelijks kunstmagazine.

In het zakelijke deel van zijn Utrechtse portefeuille trof hij nog de kwestie-Vredenburg aan. Op z’n vroegst in 2013 kan het festival voor hoofdactiviteiten terecht in de traag vorderende nieuwbouw. Van een hoofdpijndossier wil hij niet spreken, maar een centrale locatie wordt node gemist. Vandamme liet de Pandhof, de voormalige kloostertuin tussen Domkerk en Academiegebouw, inrichten als festivalhart, met kaartverkoop, catering en concerten.

‘Weet je wat me trof? Internationaal heeft ‘Utrecht’ nog steeds een enorme reputatie, maar veel Utrechters weten amper van ons bestaan. Met de Pandhof en een klaterende fontein op het Domplein wil ik de zichtbaarheid in de stad vergroten.’

Het recentste inzicht en de beste musici – daar ligt zijn opdracht. ‘Het leuke van dit festival is dat je tien dagen hebt om je verhaal te verfijnen. Het avontuur van de oude muziek is nog maar net begonnen.’

de Volkskrant, 26 augustus 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten