11 juni 2011

'The verdammte money!' - op de thee bij Mariss Jansons

BR/Myrzik & Jarisch/München

Voor een operabeest dirigeert Mariss Jansons opvallend weinig opera. Hij grijpt op het Holland Festival in Amsterdam z'n kans met Jevgeni Onjegin van Tsjaikovski.

MÜNCHEN 'Niets is mooier dan opera', zegt Mariss Jansons in de lift van hotel Bayerischer Hof. 'Vaker opera dirigeren - ik zou er al mijn symfonische concerten voor inleveren. Maar ja.' In de liftcabine klinkt een zacht 'klak'. Het is een tonggeluid dat Mariss Jansons reserveert voor ernstige situaties.

Zijn laatste keer in het theater dateert alweer uit 2006. Sjostakovitsj, Lady Macbeth van Mtsensk. Het was deze bejubelde productie bij De Nederlandse Opera die de sopraancarrière van Eva-Maria Westbroek in de hoogste baan schoot. Ook Mariss Jansons liet horen waar kenners hem om prijzen: energie, zindering, het virtuoze detail. Des te vervelender was het dat hij in 2009 een Amsterdamse Carmen moest laten schieten. Hartproblemen en medisch onderzoek.

De dirigent nestelt zich in een stoel. 'Hier, Turks fruit, tast toe, het mag op.' Het is half april in München en Mariss Jansons (68) zwaait zich soepel voor Jevgeni Onjegin, het verschroeiende drama van Tsjaikovski. Met het orkest van de Bayerische Rundfunk geeft hij drie concertante uitvoeringen. Die vormen de opmaat voor de geënsceneerde voorstellingen waarmee Jansons vanaf volgende week uitpakt in het Holland Festival. In de bak van Het Muziektheater treft hij dan het Koninklijk Concertgebouworkest.

Mariss Jansons geeft het grif toe: voor een dirigent die verslingerd is aan opera, dirigeert hij opvallend weinig opera. Verplichtingen, een druk leven, helaas. In zijn Leningradse tijd, hij spreekt nu over de jaren zeventig en tachtig, kwam het er veel vaker van. Ook naar zijn job in Oslo smokkelde hij soms een Puccini mee.

La bohème- de Noren zullen het zich heugen. Ze zagen de dirigent tijdens de voorstelling ineenstorten. Hartaanval, 53 jaar. Al wilde Jansons' rechterarm er aanvankelijk niets van weten. Die dirigeerde gewoon door.

De man die orkesten en zangers boven zichzelf uittilt, zit met toonloze stem te rekenen. 'Even kijken: 1968, 40, 44, of nee: 43. Ik dirigeer al 43 jaar. En nog nooit een sabbatical gehad. Dus ik dacht: het is goed om er eens een jaartje tussenuit te knijpen.' Maar ja, die twee topclubs kun je niet zomaar een seizoen laten dobberen. Zo kwam hij op het idee van de semi-sabbatical. Wat inhoudt dat de chef komend seizoen in Amsterdam en München op halve kracht dirigeert. Invallers mogen de honneurs waarnemen op tournee.

Niet dat hij zich als een Oblomov op de bank laat zakken. In Wenen wacht het Nieuwjaarsconcert. Er staat een trip gepland naar Riga, zijn Letse geboortestad. Op een andere reis voert Jansons zijn vrouw mee naar Jalta, het kuuroord op de Krim waar ze elkaar hebben ontmoet. Toch moeten collega's als Frans Brüggen en Simon Rattle niet raar opkijken als vriend Mariss opeens aan de telefoon hangt. Reden: 'Ik wil repetities bijwonen, daar steek je een boel van op.'

Vroeger, thuis in Riga, kwam muziek als water uit de kraan. Vader Arvids Jansons, een bekende dirigent, leidde in Letland het operahuis waar moeder, mezzosopraan, optrad als solist. 'Vriendjes voetbalden of waren in de weer met soldaatjes. Mijn wereld was die van opera en ballet.'

Toen Arvids Jansons emplooi vond in Leningrad, volgde het gezin in zijn kielzog. Mariss, de 13-jarige Let, bleek zich van de gemiddelde sovjetburger te onderscheiden door zijn keurige kleding. Ook sprak hij amper Russisch.

Hij kreeg het druk. Overdag naar een Russische school, bij thuiskomst wachtte een privé-docent. Die spijkerde hem bij in taal en literatuur, urenlang. De schuchtere Mariss huilde vaak. 'Maar ik moest en zou bewijzen dat ik voor niemand onderdeed.'

Vorige zomer herlas hij Jevgeni Onjegin. Ontdekte Jansons in Poesjkins verzenroman toch een nieuw element. Onjegin mag dan een verveelde kwast zijn die de verliefde Tatjana schoffeert en zelfs zijn vriend Ljenski omlegt in een duel, de auteur noemt hem 'mijn geliefde held'.

Jansons: 'Voor zo'n schavuit voelt Poesjkin dus toch nog sympathie. Duels waren trouwens schering en inslag, vooral onder de aristocratie. Ik begrijp dat veel winnaars de rest van hun leven rondliepen met een brandend schuldgevoel.'

In Tatjana ziet hij de verheerlijking van de Russische vrouw. 'Ze is volstrekt toegewijd aan haar man. Maar een drama blijft het: twee mensen die het geluk hadden kunnen vinden, lopen elkaar op tragische wijze mis.'

In de Münchense Herkulessaal vreet de tragiek zich een dag later door de noten. Jansons' detaillering reikt tot in het kleinste 'njet'. Van open doekjes wil hij niet weten. Die halen alleen maar vaart uit een drama dat in één adem wil worden verteld.

'Vaarwel!' zingt sopraan Veronika Dzjojeva (Tatjana). Het orkest valt stil, bariton Bo Skovhus (Jevgeni Onjegin) hapt naar adem. 'Smaad!... Kwelling!...' Jansons werpt zich in het slotakkoord, zijn vuist zwiept van rechtsonder naar linksboven. Even bevriest hij in de pose van een kogelstoter na de worp. De dirigent ontdooit en dan klatert de ovatie.

Hij leerde het vak in de jaren zestig bij Mozart-specialist Nikolaj Rabinovitsj. Die zag het bovendien als zijn missie de Russen warm te maken voor Mahler. Na het conservatorium kon Jansons aan de slag bij het Leningrads Philharmonisch Orkest, als assistent van dirigent Jevgeni Mravinski. Die was weer een kei in Beethoven, Brahms, Wagner en Bruckner. 'Ik had me geen betere vorming kunnen wensen. De leraren, het muziekleven: in Leningrad stond alles op hoog niveau. Het kwam eenvoudig niet in je op om lui te willen zijn.'

Al heerste er de druk van het sovjetsysteem. En was Jevgeni Mravinski een taaie voor wie de fine fleur sidderde. De jonge Jansons zat erbij toen een vrolijk onderonsje tussen de muzikale kanonnen Sjostakovitsj, Richter, Oistrach en Rostropovitsj stilviel. Wat bleek? Mravinski liep voorbij.

Waar autoritaire krachten heersen, zegt hij nu, groeit de tegenkracht. 'Je leert snel op eigen benen staan. Die dragen je je verdere leven.'

Zijn hart wordt tegenwoordig bewaakt door een defibrillator. Het ding heeft z'n stroomstootje al eens afgegeven. Mariss Jansons nadert de leeftijd van zijn vader, die als 70-jarige in het harnas stierf. Manchester, november 1984. Hartaanval tijdens een concert bij het Hallé Orchestra. 'Ik wil er niet aan denken, te dramatisch.'

Natuurlijk heeft hij zich aan zijn vaders reputatie moeten ontworstelen. 'Aanvankelijk werd ik gezien als 'het zoontje van'. Pas nadat ik in 1971 het Von Karajanconcours had gewonnen, kon ik denken: hier staat Mariss Jansons, de dirigent.'

Veertig jaar later zou hij met de statistieken in de hand royale honorariumeisen kunnen stellen en bonussen verlangen. Maar Jansons heeft niet de naam dat hij vlast op de centen. Een man van de inhoud, veeleisend en bescheiden tegelijk.

De chef van het Concertgebouworkest zegt: 'Ik beweer niet dat ik het geweldig doe. Al probeer ik dat natuurlijk wel.' De rasmuzikant zegt: 'Het Nederlandse muziekonderwijs brokkelt af. Dat is een groot probleem.' De observator van een land in verwarring zegt: 'Ik zou willen vragen: wat is de geestelijke waarde van kunst?'

Zijn tong klakt. 'The verdammte money!' Tegenwoordig wordt alles afgemeten aan geld. Geld verstikt de moraal, geld verstikt de kunst. Het Concertgebouworkest is een juweel, wees er zuinig op. Mijn God.'

de Volkskrant, 10 juni 2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten