Falstaff (Ambrogio Maestri) herpakt zich na zijn plons in de Theems (foto: DNO/BAUS) |
Voor het jaarlijkse personeelsuitje van de Keuken Kampioen
is de nieuwe Falstaff van De Nationale Opera een aanrader. Halverwege
de tweede akte verschijnt een lel van een keuken in beeld die de kenners jaloers
zal laten kreunen. De citroengele orgie van laden en kastjes, inclusief
kookeiland waarop een koe kan worden uitgebeend, kreeg van het premièrepubliek
in Het Muziektheater prompt een open doekje.
In Amsterdam heeft Sir John Falstaff, de vette charmeur op
leeftijd, het applaus toch al aan z'n kont. De komische opera werd door Verdi's
librettist Arrigo Boito briljant bij elkaar gescharreld uit stukken Shakespeare.
Regisseur Robert Carsen verplaatste het jolijt naar Engelands truttige jaren
1950. De superkeuken is het domein van de merry wives of Windsor, die
door de verlopen papzak Falstaff worden belaagd. Hun mannen bivakkeren in een
jagerssociëteit die is voorzien van clubfauteuils en schilderijtjes van
paarden.
Verdi liep al tegen de tachtig toen hij de strafexpeditie
tegen Falstaff op touw zette. Nooit heeft een componist het operavak zo vrolijk
uitgezwaaid. Met horlogemakersprecisie schroefde hij het raderwerk in elkaar
dat de arrogante 'spekton' en 'vatenleegslurper' onverbiddelijk voert naar zijn
vernederende plons in de Theems.
Verdi's brille had wel tot gevolg dat de opvoeringshistorie
van Falstaff sinds 1893 ligt bezaaid met hele en halve lijken. Zo bekeken
hebben Robert Carsen en dirigent Daniele Gatti een alleszins levensvatbare productie
gemaakt. Wat niet wegneemt dat hun voorstelling in het Holland Festival, begeleid
door het Koninklijk Concertgebouworkest, met op de bok een potentiële opvolger
van chef-dirigent Mariss Jansons, verlangens onvervuld laat.
Je ziet er bijvoorbeeld aan af dat Carsen met zijn enscenering
de weinig avontuurlijke operapublieken van Londen, New York en Milaan wilde plezieren.
Bovenal merk je dat hij in het lachopwekkende geen partij is voor Giuseppe Verdi.
Componeerde deze sluwe bejaarde de humor scherp en strak, bij Carsen wordt het
zelden meer dan koddig.
Het paard dat op het juiste moment een hap hooi nam, toonde
bovendien een gevoel voor theater dat bij dirigent Gatti nogal eens ontbrak. Kennelijk
wilde hij de grappenmakerij niet al te demonstratief uitmeten. In een moeite
door neutraliseerde Gatti de explosiviteit van Verdi's noten. Tussenstemmen
leken licht verdoofd.
De kwartetten, kwintetten en nonetten van de kakelende solisten
zullen de komende voorstellingen nog wel groeien. Als castagnetten klepperden alvast
de vrouwentongen, maar in het percussieve millimeterwerk dat daarbij kwam kijken,
dolf pure klank het onderspit.
Lastige Falstaffhobbel: vind maar eens zangers die zich
schikken in het overvloedige groepswerk, om zich een paar tellen later te ontplooien
tot dragende solist. Paolo Fanale lukte het aardig, de tenor die als de jonge
vrijer Fenton in het maanlicht mocht mijmeren over zijn liefje Nannetta. Zij kreeg
door de sopraan Lisette Oropesa een sfeervol Elfenlied met bibbervibrato in de
mond gelegd. Ook voor de andere Windsorianen gold: ze hadden geschikte, maar
niet per se memorabele stemmen.
En zo liep de voorstelling uit op een triomf voor Ambrogio
Maestri, de Italiaanse bariton die van Falstaff zijn lijfrol heeft gemaakt. Zinnelijk,
bars en flemend: Maestri had de titelrol in z'n zak. Al miste hij de psychologische
halftinten die het complexe karakter van Falstaff op scherp zetten.
★★★☆☆
Giuseppe Verdi: Falstaff. Regie: Robert Carsen. Solisten,
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Daniele Gatti. Amsterdam, Het
Muziektheater, 7/6. Voorstellingen t/m 30/6. Oosterpark: 28/6.
de Volkskrant, 10 juni 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten